Afgelopen weekend opnieuw kregen opnieuw mensen met fysiek geweld te maken vanwege hun seksuele oriëntatie. In Amsterdam-West is iemand van zijn fiets getrapt wegens zijn homoseksualiteit. En afgelopen zaterdag is in Enschede, na een nacht uitgaan, een jonge homo door tien mannen in elkaar geslagen.

Ondertussen blijft de aangiftebereidheid bij slachtoffers van discriminerend geweld afnemen. De politie doet er toch niks mee, is de gedachte.

Nederland heeft speciale discriminatierechercheurs nodig. Kijk of dat werkt. Dat stelde GroenLinks-Kamerlid Nevin Özütok vorig jaar, samen met Vera Bergkamp en Kirsten van den Hul voor in een motie. De meerderheid van de Kamer steunde de motie.

Maar minister Ferd Grapperhaus heeft er problemen mee. Hij heeft er onderzoek naar laten doen door het WODC. Dat onderzoek steunt het idee van discriminatierechercheurs niet. Volgens Grapperhaus past zoiets ook niet binnen de Nederlandse politieorganisatie. Hij baseert zich daarbij op het feit dat de wet het begrip hate crime niet kent, maar geeft ondertussen aan dat binnen de arrondissementsparketten wél gespecialiseerde Officieren van Justitie werken. Een merkwaardige redenering: het staat niet specifiek in de wet, daarom willen we geen specialisten bij de politie, maar ze zijn er wel in het justitieapparaat.

Grapperhaus zet in op expertisebevordering bij álle politiemensen via het Netwerk Divers Vakmanschap. Maar of dat nou ertoe leidt dat slachtoffers van discriminatiezaken zich opeens erkend voelen door de politie, en of dat de aangiftebereidheid weer omhoog brengt? RozeLinks denkt dat het belangrijk is dat Özütok en andere Kamerleden dóórpakken.

Lees het antwoord van Grapperhaus hier.