Het gelijkberechtigingsorgaan van Slovenië (vergelijkbaar met het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens) had hierover een klacht ontvangen en besloot tot onderzoek uit te gaan. De uitsluiting was niet gebaseerd op enig wetsartikel, en was louter uit voorzorg getroffen. Tijdens de incheck van potentiële bloeddonoren kregen ze een vragenlijst voorgeschoteld, waarin onder andere een vraag over seksueel gedrag was opgenomen. Wie als MSM invulde, werd permanent uitgesloten als bloeddonor.
Motivering
Het gelijkberechtigingsorgaan stelde vast dat weliswaar een groot deel van de dragers van het HIV-virus bestaat uit uit MSM, maar dat uitsluiting van deze groep geen adequaat middel was om zeker te zijn van onbesmet bloed. Ook via heteroseksueel contact kunnen virussen worden overgedragen en kan bloed ook tot besmettingen leiden. Bovendien, werd geconstateerd, werd het bloed sowieso getest.
Ook werd gekeken naar een oordeel van het Europees Hof van Justitie, dat stelt dat de permanente uitsluiting van bloeddonatie een vorm van discriminatie kan zijn op grond van artikel 21 van Europees Mensenrechtenhandvest, tenzij er sprake is van een wettelijke bepaling waarvan noodzaak en proportie zijn aangetoond.
Oordeel
Het gelijkberechtigingsorgaan kwam tot de conclusie dat er wel degelijk sprake was van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en geslacht, en stelde het Ministerie van Volksgezondheid en het Bloedtransfusiecentrum hiervoor verantwoordelijk.