Artikel 12 van deze Wet tegen seksuele misdrijven luidt: "(1) Iemand die sodomie bedrijft, is schuldig aan een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf (a) voor het leven, indien het een volwassene betreft, die het een meerderjarige betreft met een minderjarige; (b) van vijftien jaar, indien het een meerderjarige betreft met een meerderjarige; (c) van vijf jaar, indien een minderjarige het misdrijf heeft begaan. (2) In dit artikel wordt onder "sodomie" verstaan: seksueel verkeer per anum door een mannelijk persoon bij een mannelijk persoon."

Artikel 15 luidt: "Iemand die een daad van grove onzedelijkheid begaat met of jegens een ander is schuldig aan een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf n(a) van tien jaar, indien dit misdrijf is begaan met of jegens een minderjarige onder zestien jaar; (b) van vijf jaar, indien dit misdrijf is begaan met of jegens iemand van zestien jaar of ouder. [...] 3. Een daad van grove onzedelijkheid is een daad, waarbij iemand, anders dan (natuurlijke dan wel tegennatuurlijke) seksuele geslachtsgemeenschap, het geslachtsorgaan gebruikt om seksuele lust op te wekken of te bevredigen."

Hof

LHBTIQ*-groeperingen in de Oostelijke Cariben hebben jarenlang campagne gevoerd tegen deze wetsartikelen uit 1995. Op 5 juli 2022 oordeelde het Oost-Caribische Hooggerechtshof dat de beide wetsartikelen ongrondwettig zijn, omdat zoals opperrechter Marissa Robertson dat verklaarde, ermee de grondwettelijke garanties op vrijheid van meningsuiting, persoonlijke levenssfeer en vrijwaring tegen discriminatie zouden worden geschonden. Daarmee zijn de artikelen ongeldig.

Overigens vond er nauwelijks gerechtelijke vervolging plaats op grond van deze artikelen, maar ze waren wel een juridische verankering van een LHBTIQ*-vijandig sociaal klimaat. Hopelijk gaat dat nu ook veranderen.