De Poolse rechters waren er redelijk snel uit dat het ouderlijk gezag over de vier kinderen na de scheiding naar de vader zou moeten gaan. En de oudste drie kinderen werden ook aan hem toegewezen als woonplek. Het jongste kind van drie jaar oud mocht bij de moeder wonen. De rechtbank liet zwaar wegen dat het jongste kind een sterke emotionele band met de moeder had - en ging daarmee in tegen het advies van een gezinsadviescentrum dat het maar niks vond dat een kind in een lesbische relatie zou opgroeien. Maar toen het jongste kind zes jaar werd, werd het alsnog, onder dwang, weggehaald bij de moeder en overgeplaatst naar de vader. Alle protesten van de moeder werden weggewuifd.
Europees Hof
Omdat de rechters in Polen nul op het rekest gaven, belandde de moeder bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat stelde vast dat er tijdens de gehele scheidingsprocedure voortdurend was gesproken over de nieuwe lesbische relatie van de vrouw, en dat op die manier er geen gelijke behandeling was geweest van de voormalige echtelieden. Ook was tijdens het scheidingsproces gesproken over het belang van kinderen om een mannelijke rolmodel mee te maken, waarbij overigens nooit was nagegaan of en hoe de nieuwe relatie van de vrouw überhaupt betrokken zou worden bij de opvoeding.
Oordeel
Het Hof - met uitzondering van een rechter - kwam tot het oordeel dat er sprake was van discriminatie en daarmee een schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 14. Het veroordeelde de Poolse staat tot een boete van €10.000, eventueel oplopend vanwege belastingen en rentes.
Lees eventueel de hele uitspraak op de website van het EHRM.